Dakschild 0000.0011

 

        Literatuur

- Haslinghuis, E.J. & H. Janse, Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie. Leiden (Primavera Pers), 19973e druk, sterk uitgebreid [644 blz. ISBN 90.74310.33.8]. Hierin "Dakschild": blz. 136, 139

- Wattjes, J.G., Constructie van gebouwen. Deel 9: Eenvoudige dakconstructies en dakbedekkingen. Amsterdam (Kosmos), 1930voorwoord\3e druk (is serie in 10 delen)(1e en 2e druk waren serie in 4 delen). [335 blz. ISBN -]. Hierin o.a.: blz. 1 ('dakvlak' (met inbegrip van het 'plat' van het platte dak): F[ransch]: pan de toiture, - D[uitsch]: Dach(flach). Duidelijk hellend dakvlak heet 'dakschild')

- Zwiers L., Bouwkundig Woordenboek. Eerste deel: A-K. Amsterdam (Van Holkema & Warendorf), z.j. [1920]. [685 blz. ISBN -]. Hierin "Dakvlak": blz. 264-265 ("Dakvlak, o., ook: Dakschild. Het in één vlak gelegen gedeelte vam het oppervlak van een dak. Het bedekkingsmateriaal bepaalt de helling van een dakvlak; een dak, bedekt met gewone pannen, mag niet minder hebben dan 35°, met leien niet minder dan 30°, met dakijzer (gegolfd gegalvaniseerd plaatijzer) niet minder dan 10 à 15°" - dit is de relevante tekst volledig)

- D + Arte. Dizionario dei termini e cronologia dell' arte universale. Milano (Vallardi), 1999cop.  [622 blz. ISBN 88.8211.366.3]. Hierin "Spiovente": blz. 298, 299  ['spiovete' is 'schuin', 'aflopend' als bijvoeglijk naamwoord, 'dakhelling', 'dakschild' als zelfstandig naamwoord - jp0305]